Over deze blog

maandag 26 augustus 2013

Caedlih herinnering: Ondraaglijke spanning.


Waarom heb ik het niet eerder beseft? Dat ik weliswaar geen pup hoefde, maar niet meer zonder dat ene pupje kon. Dat ene, speciale pupje. Dat knuffelpupje. Waarom? Ik kan mezelf wel voor het hoofd slaan.
Maar er komt geen woord over mijn lippen. Zo ontsteld ben ik, dat ik er niet eens bij stil sta dat ik waarschijnlijk voorrang in de pupkeuze zou krijgen. Als ik maar iets zou laten merken.

 In de plaats daarvan kijk ik als versteend toe hoe het koppel kennismaakt met mijn vreugdebrengertjes. Met Zusje én met Knuffelpupje.
De jonge vrouw in kleermakerszit op de grond, haar man naast haar neerhurkend. Hun gezichten glimlachend van oor tot oor, hun monden och’s en ach’s slakend, hun handen reikend naar mijn zonnestraaltjes. Die huppelen enthousiast op hen af, springen tegen hen op, vallen vrolijk aan. Glimlachend kijken Hedwig en Christine toe.
Ik sta nog steeds als bevroren, kan geen woord uitbrengen. Maar niemand die het merkt.

 “Blijf jij erbij terwijl ze kiezen?”, vraagt Hedwig me. Ik knik. Tegen het koppel vervolgt hij: “Wij gaan alvast naar binnen, kom ons na als jullie gekozen hebben. De pups mogen bij haar (hoofdknik naar mij) blijven, zij zal wel voor hen zorgen.”
Aldus word ik een gedwongen toeschouwer van iets wat ik niet wil zien, en tegelijkertijd niet wil missen. Want geen seconde te lang wil ik in spanning zitten.

 Beurtelings neemt de vrouw een bolletje vreugde op schoot, knuffelt en speelt ermee, bekijkt het van alle kanten. Haar man streelt diegene die overblijft, iets afstandelijker, maar met even stralende ogen. Er wordt druk overlegd: “Nemen we deze? Of wil jij die andere?” Ik hoor het nauwelijks, in mijn hoofd maalt keer op keer: “Niet dat pupje! Niet dat pupje!”.
Uiteindelijk beslist het jonge paar, ze kiezen Zusje.

 Verdoofd blijf ik achter, merk niet dat het koppel naar binnen gaat, de onbekommerd spelende pups bij mij achterlatend.
Wanneer Hedwig wat later de uitverkorene komt ophalen, sta ik nog steeds op exact dezelfde plek, in exact dezelfde houding. Pas wanneer hij me vraagt de desbetreffende pup aan te duiden, wordt de ban verbroken. Ik hurk bij mijn zonnestraaltjes neer, wijs Zusje aan, en gesp het halsbandje terug om de hals van mijn Knuffelpupje. Met bibberende vingers, en trillende benen. Daarna neem ik haar in de armen, druk haar stevig tegen me aan, en draag haar terug naar de ren.
Dan pas dringt het tot me door: ze is er nog.

 Iets anders dringt ook tot me door: dit risico neem ik niet meer! Dus stap ik meteen terug het erf op. Voor me rijdt de auto van het koppel weg. Door het zijraampje vang ik een laatste glimp op van Zusje, zittend op de schoot van de vrouw. Hedwig  en Christine zwaaien hen uit.
Naar die laatste been ik toe. Maar voor ik halverwege het erf ben, stappen ze terug naar binnen, en sluiten de voordeur achter hen. Dus neem ik mijn toevlucht tot de achterdeur, snijd een schrikkende Christine in de gang de pas af, en stort mijn vraag over haar uit: “Mag ik die andere puppy kopen?” In één adem door bied ik haar een voorschot aan, de biljetten reeds in mijn hand.
Christine kijkt me lachend aan, antwoordt: “Natuurlijk mag jij dat pupje hebben. En je hoeft er niet voor te betalen.” Tranen springen me in mijn ogen, een diepe zucht ontsnapt me, dankwoorden schieten te kort.
“Hoe ga je haar noemen?”, vraagt Christine. “Caedlih”, antwoord ik. Zonder ook maar één seconde na te denken.
Mijn bewustzijn is nog geen uur op de hoogte, mijn onderbewustzijn blijkbaar al langer. Lang genoeg om een naam uit te zoeken.