Over deze blog

donderdag 29 augustus 2013

Familiegeheim.


Zelfs van iemand die je zo goed als je broekzak kent, kan plots een geheim boven water komen. Een uiterst verrassend geheim.
Vandaag bijvoorbeeld. De scéne: een mooi gedekte feesttafel. Errond de feestvierders: ik, mijn ouders, mijn grootmoeder, mijn oom. Eronder de hond des huizes: Doby (strategisch op mijn oma’s voeten). De gelegenheid: zomaar.

 We zitten aan het voorgerecht, een gegrild boterhammetje met hesp, kaas en paprikapoeder, en het gesprek kabbelt voort. Van hogere prijzen over moslimterroristen naar de actualiteit. Het buitenechtelijke kind van onze oude koning komt ter sprake.
Mijn moeder, mijn oom, en ik, we houden onze mond, en kijken verwachtingsvol lachend van mijn oma naar mijn vader. Die laatste opent het spel: “Albert had nooit zijn vrouw mogen bedriegen. En toen het toch gebeurd was, had hij tenminste dat kind moeten erkennen.” Zoals altijd tuimelt ons mareintje in de val. Haar geliefde koningshuis, waarvan ze alle huwelijken volgt, alle DeLacre koekjesdozen spaart, alle belevenissen via Royalty volgt. Met verve verdedigt ze “de brave mensen”. Waarop mijn geamuseerde vader nog wat olie op het vuur gooit: “dat koningshuis had al lang afgeschaft moeten zijn.” Ook Geert Hoste en zijn koningsgrappen passeren de revue. Mijn pa: “Zo’n goede komiek.” Mijn grootmoeder: “Hij moest zich schamen. Ze moesten hem ophangen.” Algemene hilariteit volgt.

 Zonder enige overgang begint mijn oom plots een verhaal.
“Zo’n tien jaar geleden,” vertelt hij: “ontving ik een oproep van de politie. Ik moest naar het politiebureau komen. En ik had geen flauw idee waarom.” Alle hoofden kijken meteen zijn richting uit, en uit onze monden, nochtans wijd geopend, komt geen geluid meer. De politie? Mijn oom?
“Toen ik daar aankwam”, gaat hij verder, “moest ik mijn vingerafdrukken laten nemen.” Verraste kreten weerklinken. Onverstoorbaar vervolgt hij: “En ze namen me mee naar zo’n verhoorruimte.” Hij laat een dramatische stilte vallen.
“Daar vroegen ze waarom ik die dreigtelefoon gepleegd had. Naar Danneels. Ik zeg (stem klinkt luider): ik heb helemaal geen dreigtelefoon gepleegd. Ik weet van niets.”
Wij: “Huh? Maar hoe? …”
Mijn oom licht toe: “Maar niet naar kardinaal Danneels, hé. Mario Danneels, die dat schandaalboek over ons koningshuis neerpende.
Wij: “Oh ja, die. Maar…???”
Hij vervolgt: “Kom ik thuis, blijkt dat ZIJ (nadrukkelijke blik naar mijn grootmoeder) vanuit MIJN huis gebeld heeft.”

 We staren elkaar verbluft aan, raken niet uit onze woorden, schieten in de lach. Dat lieve mensje dat haar laatste korst nog weg zou geven, dat andermans honden, katten en kinderen (naast haar eigen kroost van vier) in huis genomen heeft, dat ondanks haar schamele pensioentje jaarlijks aan goede doelen doneert. Die nooit haar stem verheft, de zachtheid zelve is, en destijds tachtig jaar was. Zij?

 Met grote ogen kijken we haar aan, vragen om meer uitleg, willen weten wat ze dan precies gezegd heeft. “Ik weet het niet meer”, is al wat de schuldige kwijt wil. Stug kijkt ze voor zich uit, haar blik naar binnen gericht. Net daardoor verradend dat ze het nog prima weet.
Wij dringen aan. Zonder resultaat.
Grappen vliegen haar om de oren. Zij blijft selectief doof, maakt een nonchalante opmerking over een achterkleinkind. Een nieuw lachsalvo barst los. Wij: “Zo snel kom je er niet vanaf!”
Maar lossen doet ze niets.

 En zo verglijdt het gesprek in de loop van het hoofdgerecht (Gesmaakte scampi’s in knoflooksaus voor mij) vanzelf naar minder gevoelige onderwerpen.
Ik kan er mijn hoofd niet bijhouden. Nieuwsgierigheid verzengt me, verbazing overvalt me, plotse schaterlachen breken uit. Terwijl de Syrische gifaanval op kinderen besproken wordt.

 Mijn arme mareintje. Een bedreiging zal ze niet geuit hebben, haar mening wel. Iets te theatraal.
En nu is dat aan het licht gekomen. In het bijzijn van een columniste.

 

 

 Delacre koekjesdozen bij de familiefoto's...