Over deze blog

woensdag 31 juli 2013

Slim/dom/slim.




Hoe slim een mens ook is, er is altijd iets waarin een dommere persoon slimmer is. Een handigere manier om iets aan te pakken, een logisch inzicht, een sociale vaardigheid.
Wat ik vandaag, tijdens onze boswandeling, weer merk 

 Want plots zien ik en Doby een koppel met hond onze richting opkomen. Zoals altijd roep ik Doby bij me. Zoals altijd vraag ik of de honden elkaar mogen begroeten. Maar allesbehalve zoals altijd loopt het koppel ons straal negerend voorbij. Verbluft kijk ik hen na, concluderend dat: “Jullie hond niet sociaal is, zeker.” 
Het koppel draait zich om en zegt glimlachend: “Wir haben Sie nicht verstanden”.
Ik (opgelucht): “Ach, Sie sprechen Deutsch. Ich habe gesagt dass… euh meine Hünd ist… gut (Kon ik nou echt niets beters verzinnen?). Ihre… auch?”
Koppel: “Ja.”
Ik: “Können sie euh… (wijs hulpeloos van de ene hond naar de andere).
Koppel: “Ja, ja.”
Ik: “Kann ich ihm… (Hoe zeg je los? Geen flauw idee, uitspreken met een Duits accent dan maar) loss lassen?
Koppel: “Ja, kein Problem.”
De honden rennen naar elkaar, snuffelen een halve seconde, smijten zich in een speelbuiging, en stuiven ervandoor. Achter elkaar aan, in grote cirkels om ons heen, uitbundig tikkertje spelend.
Wij mensen kijken lachend toe. En zwijgen.

 Koortsachtig speur ik mijn geheugen af naar mijn kleine beetje Duitse woordenschat. En neem mijn toevlucht tot iets wat het in hondenkringen altijd goed doet.
Ik: “Welchen Hünd ist dass?”
Koppel: “Ein Deutsche Draadhaar.”
Ik: “Er ist schön.”…  “Was machen die Hünde?”
Koppel: “Sie sind Jagthünde.”
Ik: “Ach. Und was machen sie denn? Euh… sollen sie… hmm… tun sie… uhum…” (Wild opjagen: hoe zeg ik dat? Snuffelen? Apporteren?)
Koppel: “ Huh? … Sie apportieren. (Toch bijna hetzelfde. Opslaan!). Sie gehen auch im Wasser, er liebt Wasser. Er kann es nicht passieren.”
Ik: “(wijs naar Doby die nog steeds vrolijk met zijn nieuwbakken vriendje om ons heen spurt) Er nür wenn er zu warme hast.

 En aangezien zich op deze manier toch iets ontwikkelt wat op een gesprek lijkt, besluiten we samen verder te wandelen. Tot groot plezier van de honden die elkaar wijzen op interessante geurtjes en samen de boel verkennen.
Terwijl ik sukkel met hulpwerkwoorden (‘mogen’ is dat nou möchten of dürfen?), pieker over naamvallen,  en wroet naar woorden, decodeert het koppel moeizaam mijn pseudo-Duits. En zo verliezen we de honden uit het oog.
Tot we plots in de verte twee plonzen horen, gevolgd door gespetter. Op het geluid afgaand, komen we bij de beek  en zien twee broederlijk pletsende honden. Ze roeren met hun snuit, spatten met hun poten, galopperen in het buikhoge water. En blijken daarna voorzien van een laagje oranje verf (roestig water) en een ijzeren parfum.  Wij schateren het uit. Het tweetal werpt elkaar een korte blik toe, een tweede baddersessie volgt.

 Een eind verder waag ik een grapje over Draadhaar (de hele wandeling een dikke tak meezeulend).
“Das ist gut dass er…  dass (wijs naar de tak) mit nehmt.  Dann haben Sie euh… etwas für den… kachel.”
Koppel: “Kachel?”
Ik: “Ja, uhum das ist hmm zum euh”
Koppel: “Meinen Sie ein Oven? Holz für den Oven?”.
Ik: “Ja, er arbeit für sein Essen. Nür schade dass er dass nicht euh… (maak een beweging alsof ik hout hak)
Koppel: “Huh? (meer gehakkel en gebarentaal) … Ja, dass mussen wir ihm nog lernen.” (Gelukt!)
Ondertussen sukkelt Draadhaar met desbetreffende knoert een greppel in, alwaar het gevaarte klem raakt. Woordeloos begrijpt Doby dat hulp gewenst is.

 Uiteindelijk nemen we hartelijk afscheid.
Toch wens ik dat wij, slimme mensen, net zo slim waren als onze domme honden. En het bij één taal hielden.

 
 
Foto ter illustratie, wel Doby, geen Draadhaar.