Vol voorpret stap ik uit de auto. Heerlijk weer is het, en fraaie zichten
wachten ons: heuveltjes, waterpartijen, met klimop begroeide reuzen.
Echter, zie ik daar in de verte een Duitse schaper? Dollend met een
klein hondje? Zonder baas in zicht? Ja. Op een smal, met schapendraad omzoomd
pad. Steevast het begin van mijn wandeling. Ik hang sterk aan mijn vaste routes.
Vandaag niet. Vandaag loop ik om.
Afgelopen nacht – het zandmannetje weigerde dienst en een mens moet
toch wat - las ik namelijk het hoofdstuk
over ‘Ontwijkstoornissen’. Mij doet zo’n titel denken aan een hondje dat
angstig in elkaar kruipt, de staart tussen de pootjes klemt en snel achter baasjes
benen verdwijnt. Met andere woorden: niet van toepassing op Doby.
Blijkt echter dat woest blaffen aan de leiband er óók onder valt,
zijnde uit overweldigende angst preventief anderen wegjagen. Wat ik al
aangevoeld had – dat het zich vooral richt op bepaalde types – wordt bevestigd.
Wat ik niet wist - dat men slechts beterschap kan bereiken door elke uitval te
voorkomen en enkel te oefenen met kleinere, rustigere of ver weg zijnde varianten
– brengt licht in de duisternis.
Nu snap ik waarom Doby bij sommige viervoeters geen “Zit” meer hoort,
geen koekjes meer ziet, en onafwendbaar uitvalt. Die
zijn voor hem nog te moeilijk. Te angstaanjagend. Imposante Duitse Herders
bijvoorbeeld.
Helaas, de kans dat we de schaper later nog tegen het lijf lopen, is in
dit kleine bos niet verwaarloosbaar. Dus speur ik alle weggetjes af. Gebruik de
bergjes als uitzichtpunt. Houd Doby dicht.
Maar een verlaten tennisbal – me verheugd aangeboden door mijn
speelmeneertje - is het enige teken van leven.
Aan het einde van ons uitje, de rand van het bos in zicht, ontspan ik.
Plots schiet een border collie tevoorschijn. Rennend achter een
balletje. Met grote sprongen en een verkeerd berekende noodrem. Een enthousiast
type. En groot. Ontzagwekkend groot.
Vermijden.
“Doby! Kom!”, schal ik. Luid genoeg voor het hele bos. Het borderbaasje
schrikt op. Een kuierend paartje ook. Doby komt. Met tegenzin. Ik wil meespelen!, druipt van zijn
snoetje. Toch lijn ik hem aan. Zo snel mogelijk. Spied dan naar de tegenpartij.
Het borderbaasje volgt mijn voorbeeld en de spanning zakt, samen met mijn
verkrampte schouders en ingehouden adem. Maar de border draait zich om. Buiten
het bereik van de graaiende handen. Onbesuisd stormt hij op ons af. Ik verstijf.
Doby blaft. De border springt. Als twee steigerende paarden botsen ze. De
border slaat op de vlucht, ijlings, recht naar zijn baasje, door wie hij zich
nu héél gewillig laat aanlijnen.
“J’is aangevallen geweest!”, schreeuw ik verontschuldigend tegen twee haastig
weg benende ruggen, “’t’is sinds dan dat ‘ie da doet!”. Met de moed der
wanhoop: “Zoudt u will’n terugkom’n om te train’n? K’heb liever nie da d’honden
op dees manier uit mekaar gaan, anders is’t wéér een slecht’ ervaring!”. Beide
benen nog harder weg. Moedeloos haal ik mijn schouders op.
Zie dan twee voorkanten onze richting uitkomen, en val bijna op mijn
knieën van dankbaarheid en opluchting.
Alleen, wat nu? Weer een stukje aangelijnd naast elkaar wandelen? Ik
laat Doby alvast zitten. Als een magische vingerknip ontspant de bekende
routine hem, en kalm aanvaardt hij een koekje. De prachtige border collie, met grillige
licht- en donkergrijze tekeningen op een weelderige, witte vacht komt rustig
naar ons toe, zijn evenzeer knappe baas naast hem. Zal ik? Durf ik? Ja, ik
probeer het.
Ik neem Doby kort. Zodat ik hem meteen achteruit kan trekken als hij verstart. Want dan is een uitval voorspelbaar. Ons proefkonijn mag geen schrik oplopen. Daarna, in overeenstemming met een ander vergeten hoofdstuk – ‘Begroeten voor beginnelingen’ - stap ik langzaam naar hen, zuchtend een paar keer op mijn stappen terugkerend wegens een nu te onstuimige Doby, en laat de viervoeters kort elkaars neus besnuffelen. Dan trek ik mijn labrador terug en onderbreek de ontmoeting. Niets te vroeg. Want border springt en Doby verstart. De tijdige onderbreking én het koekje zwaaien echter met een kalmerend toverstokje. We wagen een herhaling. Met hetzelfde resultaat. Bij de derde neuze-neuze wonderbaarlijke rust bij beide partijen.
Ik neem Doby kort. Zodat ik hem meteen achteruit kan trekken als hij verstart. Want dan is een uitval voorspelbaar. Ons proefkonijn mag geen schrik oplopen. Daarna, in overeenstemming met een ander vergeten hoofdstuk – ‘Begroeten voor beginnelingen’ - stap ik langzaam naar hen, zuchtend een paar keer op mijn stappen terugkerend wegens een nu te onstuimige Doby, en laat de viervoeters kort elkaars neus besnuffelen. Dan trek ik mijn labrador terug en onderbreek de ontmoeting. Niets te vroeg. Want border springt en Doby verstart. De tijdige onderbreking én het koekje zwaaien echter met een kalmerend toverstokje. We wagen een herhaling. Met hetzelfde resultaat. Bij de derde neuze-neuze wonderbaarlijke rust bij beide partijen.
De dag verliep niet bepaald volgens het boekje, maar eindigde wel met een
vertrouwenwekkende Inleiding in de Kunst der Begroeten. Eind goed, al goed?
Met veel dank aan Niels en Zion!
Met veel dank aan Niels en Zion!