Al een hele tijd gaan we niet meer naar de hondenweide. Zonder
ogen op de rug is het ondoenbaar om onvriendelijke of overenthousiaste honden
te mijden, de types die – hoe ironisch! - voor Doby vooralsnog een te grote uitdaging
vormen. Opeens staan ze achter je, ondanks alle moeite om ze uit de weg te gaan.
Dat er weinig vaste klanten zijn, draagt ook niet bij aan
mijn gemoedsrust. Telkens hoogstens een paar bekende gezichten zien tussen een
meerderheid aan volslagen vreemden: het is zenuwslopend.
Bovendien dagen Doby’s speelvriendjes niet meer op.
Kort na het doorboorde oor gaven we er de brui aan.
Sindsdien doen we het terug op de ouderwetse manier: op
wandeling andere hondeneigenaren aanspreken en zoveel mogelijk dezelfde uren aanhouden
als kennissen en vrienden.
Met die laatsten oefenen we onverdroten op kalmerende
signalen.
Bij vreemdelingen gebruiken we, mede om mijn eigen angst
beheersbaar te houden, een stapsgewijze aanpak. De eerste ontmoeting trainen we
slechts op rustig zitten en mij aankijken terwijl de soortgenoot passeert. Lukt
dat, volgt bij de tweede keer fase twee: aangelijnd naast elkaar wandelen – zonder dat contact toegelaten is – en
kalmerende signalen belonen tot beiden ontspannen. Pas de derde keer gaan we
voor het echte werk: lijntjes af en begroeten maar. Het verloopt steevast probleemloos.
Doby kalmeert steeds sneller en begint ‘honds’ te spreken. Zo snuffelt hij af en toe al eens
aan andermans achterste. Een primeur!
Aan de leiband komt blaffend vooruitspringen nauwelijks
nog voor. En als het wel gebeurt, is dit makkelijk in de kiem te smoren.
Dit alles doet wonderen voor ons vertrouwen. Zozeer dat
Doby het tegenwoordig jammer vindt dat we met volslagen vreemden niet vaak
voorbij fase één raken. Simpelweg omdat we hen nooit meer zien. Daarom lijkt
het me tijd voor de volgende fase.
Die sprong wagen we als we een gezapige Flat-coated retriever
tegen het lijf lopen en mijn labrador piepend zijn verlangen uit. “Is hij
braaf?”, vraag ik. “Ja, hoor”, antwoordt de eigenaar. Meteen komt de retriever
naar Doby. Eng vind ik dat. Ook al zijn de honden aangelijnd. Zo frontaal
benaderen. En direct neus aan neus. Liever had ik eerst naast elkaar gewandeld.
Het verloopt echter prima. Zo prima dat mijn
speelmeneertje overschakelt naar jolige luchtsprongen. De leibanden raken
verward. De mijne glipt uit m’n hand. Het speelmeneertje steekt een tandje bij.
Deelt vrolijke neusduwtjes uit. De retriever verstrakt. Ik bevries. Doby verstart.
Hij schiet vooruit. Een ritueel gevecht start. Oorverdovend gegrom en venijnige
luchthappen. Ik sta aan de grond genageld. Ontzet. Geen idee wat te doen. En
geen leiband. Kordaat grijpt de man deze, en trekt de kemphanen uit elkaar.
Dit was níét de zo gewenste, goede ervaring.
De dagen erna laat de schade zich voelen. Doby valt aan
de leiband hevig uit naar een speels op hem af rennende spaniel. Intimideert tijdens
een spel een lief golden retriever teefje door haar achterna te jagen met zijn
hoofd over haar schouders hangend. Verzeilt in een woordenwisseling met een
speelvriendje, de oorzaak een grom van de chihuahua wegens de veel te dichtbij
komende, persoonlijke ruimte totaal negerende reus.
Het gedrag aan de lijn is niet nieuw, dominant gedoe en
uitvliegen vanwege een grommend vriendje wel.
Ik verval in gepieker. Zo erg dat ik de slaap niet kan
vatten. Heeft mijn geliefde viervoeter dan toch een agressieve aard? Hij die
meermaals vrede stichtte tussen ruziënde honden en opkwam voor onheus bejegende
zwakkere? Of pak ik het volledig verkeerd aan?
In de vroege ochtenduurtjes duik ik nogmaals in Jean Donaldsons Vechten! Een handleiding voor hond-hond
agressie.
Blijk ik dus een paar hoofdstukken vergeten te zijn.
Blijk ik dus een paar hoofdstukken vergeten te zijn.