Over deze blog

vrijdag 14 maart 2014

Retrieverdromen.


Ik rijd de parking op. Door het geopende raam waaien geurtjes naar binnen, de achterbank komt snuivend tot leven. “Ja, Doby”, zeg ik, “We zijn in d’hondenschool. Met alléén retrievers. Wèt je nog, die aang’name, geduldige mens in ’t bos?  Met die lieve goldens da’j mocht begroet’n? Die zo rustig woaren? J’is hier de trainer. En ge mag d’and’re hondjes begroet’n. Goed, hé?”
Met opzet tien minuten na de lesaanvang gearriveerd, om de drukte van komende en gaande honden te vermijden, niet van plan om vandaag deel te nemen, en gerustgesteld vanwege ons beider racisme, stap ik ontspannen uit de auto.

Eenmaal op het terrein, verloop alles nog beter dan gehoopt. Beurtelings werpt Doby mij Koekjes?-blikken toe en de ijverige leerlingen geïnteresseerde. Trekken, altijd een teken van overenthousiasme óf wantrouwen, doet hij nauwelijks. Zo goed gaat het, dat ik plaats kan nemen op een bankje. Rustgevend is het hier. Bomen naast ons, velden op de achtergrond, in totaal slechts een tiental honden en evenveel mensen.

In de les zitten de leerlingen, één labrador en zes golden retrievers, ondertussen netjes aan de voeten van hun baas. Allen dragen jachtlijntjes, zie ik, dunne koordjes met een wurglus aan het uiteinde. Niet mijn favoriete keuze.
“Volg!” klinkt in koor. Alle baas-hond koppels komen in beweging, keurig in een cirkel achter elkaar aan, hun passen verend, de pluimstaarten wuivend. Eén leerling kijkt levendig alle kanten op. Vrouwtje geeft rukjes aan zijn leiband. Te oordelen aan de verwrongen trek om haar mond, heeft ze het daar moeilijk mee. Mijn tere zieltje ook.

Snel daarna loopt de les ten einde, het teken om afstand te nemen. Een ordelijk rijtje baas-hond koppels stroomt door het hek. Daarbuiten vervliegt -Poef!- alle discipline. Tussen de keuvelende mensenbenen storten de viervoeters zich op elkaar, hun leibanden op volle lengte. Ze happen naar plukken vacht, boksen met hun voorpoten, steigeren in een speels gevecht. Gezellig. Precies wat ik mijn hond toewens. De viervoeters mogen bovendien in de cafetaria, vreemd genoeg niet vanzelfsprekend in een hondenclub.
Maar waar is de verwachte begroetingsceremonie?

Op het oefenveld begint de trainer ondertussen aan de puppyles. Met “Apport!”, “Blijf!” en “Kom!” op de achtergrond, strooi ik koekjes in het rond. Schuif langzaamaan steeds dichterbij, zodat Doby kan wennen aan zijn toekomstige medeleerlingen. Hij blijft mooi ontspannen, let goed op mij, en trekt een paar keer enthousiast richting jolige bende. Het groepje gaat volledig in elkaar op, wij raken in onze eigen bubbel.
Uiteindelijk belanden we tot op een paar meter, mijn labrador met de rug naar hen toe zittend, kijkend naar mij. Een blonde reu stormt naar hem. Doby schrikt. Valt uit. Blaft. Drie maal. Beseft dan dat de grote blonde alweer aan de voeten van zijn baas zit, en komt uit zichzelf terug naast mij zitten. Hij bibbert over zijn hele lijf. Blikt schichtig heen en weer, piepend naar mij, grommend naar de strak starende blonde reu. Hij heeft meer ruimte nodig, besef ik. Maar voor ik achteruit kan stappen, buigt een man zich voorover. Brult “HEILA!” in mijn labradors oren. Sympathieke man.

Na een aantal ontspannende trekspelletjes, zijg ik noodgedwongen neer op een bankje, vijf meter verwijderd van blonde reu en diens baas. Genietend ligt de reu, de ogen half gesloten, in het zonnetje. Zijn baas, met hangende schouders en gebogen hoofd, zit naast hem. Een voor hen staande blondine houdt een luide monoloog, af en toe onderbroken door mompelende antwoorden. Flarden waaien mijn richting uit. “Gíé bepaalt z’n opvoeding”.  “’t’is nú da j’t moe doen.” “Ge meugt dat azó niet doen, hé.” De reu strekt zijn hoofd naar een grassprietje en kruipt vooruit. Blondine’s voet schopt de hondenneus. Met vermanend vingertje naar de man: “ie mag nie vooruit kruip’n as’t ie ligt, wè!”
Wij komen hier niet meer terug.
 
’s Avonds echter, ben ik er weer. Op het oefenveld. In de les. Tussen de anderen. We lopen rondjes, oefenen ‘dicht’, trainen ‘zit voet’. Aan mijn leiband een blonde, vier maand oude pup.
Ik herleef de lessen die we, zestien jaar geleden, op datzelfde terrein, bij de vorige retrieverclub volgden. Voor de tweede maal sinds Caedlih’s dood voel ik opnieuw die diepe, sterke band, die we vanaf het prille begin hadden. Caedlih is terug. Even.