Over deze blog

maandag 6 januari 2014

Tegenstrijdige verlangens.


Bankkaarten zoeven door de lucht, melkkartonnen druipen in een tas, dons dwarrelt op de grond. De oorzaak? Voor- of napret, een onderdeel van onze wandelingen. Zo leuk. Zo irritant.

Omwille van meerdere redenen kan ik het niet toestaan.
Overal heen vliegende bankkaarten, klantenkaarten, kleingeld: het is niet meteen aan te raden.
Goed voor de gewrichten is het ook niet. Want om de gewenste portefeuille, paraplu, schoen, sleutelbos, stuiterbal, sjaal, muts, want of tennispetje te pakken te krijgen, springt mijn labrador met zijn voorpoten op een kast, en ploft daarna op de vloer.
Bovendien blijkt Doby’s mond een wasmachine. Met speelselvlekken op moeders mooiste, gitzwarte laarzen en slijmerige sokken (klaargelegd om aan te trekken) tot gevolg.
Evenzeer niet onbelangrijk: sommige dingen raken beschadigd. Melkkartonnen bijvoorbeeld worden plots douches. Van gesuikerde sojamelk. Wat mijn labrador niet lust, en dus niet helpt opruimen.
Integendeel, de retriever valt ogenblikkelijk een nieuw pak aan, terwijl ik de eerste, sakkerend en vloekend, naar de keuken breng, tot de vaststelling kom dat het ding niet meer rechtstaand in de frigo geplaatst kan worden, ook niet liggend, dat overgieten noodzakelijk is, het plakkerige vocht onderwijl blijft druipen, en spuiten bij een iets te harde greep.

Maar toch, maar toch. Wat is het tegelijkertijd grappig en komisch en hilarisch.
Als de anders zo onstuimige Doby voorzichtig, beheerst en vooral stil opspringt tegen de kast, en naar het verlangde item reikt.
Wanneer hij vanuit stilstand bovenop een op de grond liggend voorwerp duikt, met ronde rug en alle vier de poten een hoge boog beschrijvend, als een kat die haar prooi verrast. Daarna landt op een vaak luidkeels kreunend slachtoffer.
Als hij poing poing poing met zijn trofee door de garage holt, huppelend als een puppy. Met zijn hoofd hoog in de nek, het voorwerp voor zijn ogen. Afwisselend wordt het op de vloer gekwakt, weer mee gegrist, in de lucht gegooid en opgevangen (of gemist). Een kartonnen doos bijvoorbeeld (even groot als mijn labrador), krakend, steunend en zuchtend onder de mishandeling en ontmanteling.
Genieten ook wanneer Doby nogmaals zijn intelligentie en handigheid bewijst. Hapt naar het uiteinde van het WC papier, een fikse ruk geeft, stralend kijkt naar het rondspinnende rolletje, en de bij zijn voeten verzamelende blaadjes in zijn mond propt.
Of als hij zijn linkervoorpoot achter de rand van een boodschappenkrat haakt (waarvan maar een klein stukje vanonder een plank uitsteekt), het krijsende ding in een pootomdraai naar zich toetrekt, en de inhoud inspecteert.
Als hij zowel op- als achterwaarts springt en op die manier rondjes om de salontafel hopt, met het ene uiteinde van zijn mat tussen de tanden, het andere einde met beide voorpoten achteruit ‘gravend’ (synchroon met het achteruitspringen). Bij elke tafelhoek met zijn achterste ploffend tegen de zetels, bonkend tegen de gillende tafel, en botsend tegen een bijzettafeltje dat dan klingel klangel tegen de radiator kwakt.
Dezelfde truc paste hij onlangs toe rond de keukentafel, ditmaal met het dekentje uit zijn Mozesmand. Een dekentje wat ik stevig instop onder een mat, die op zijn beurt in de mand verankerd zit. Krakend, piepend, schurend legde de rieten mand een reis rond de keuken af, hardnekkig vasthoudend aan zijn dekentje.  

Ik lach en lach. ‘Hahaha! Hihihi!’ Ik gil en gil. ‘Neeneenee! Stopstopstop!’ Of ik gil niet. En loof zijn uitbundige karakter.
 Want eigenlijk wíl ik het niet afleren. Stemt het me treurig dat het grotendeels al gelukt is.

Verscheurd tussen de nood op verbod en de wil op toelaten.
Wie had óóit gedacht dat opvoeden zo verwarrend kon zijn?