Een
belachelijke methode, dat is het.
Daarom heb
ik lang gewacht om er mee te beginnen, en hield het bij de taktiek: ‘stilstaan wanneer
je hond trekt, verder stappen wanneer hij de spanning lost’. De redenering hierachter:
straffen voor het trekken (je viervoeter raakt niet waar hij wil), belonen voor
het netjes naast je lopen (wel raken waar hij wil). Logisch, hoor. Maar tamelijk belachelijk. Wie staat er tijdens een wandeling nou om de haverklap stil?
Ik troostte mezelf dat het niet lang zou duren. Even volhouden, en dan zou ik een perfect aan de leiband lopende hond hebben. Die geduldig naast me loopt, zo ter hoogte van mijn been, aan een losjes doorhangende lijn. Mensen zouden bewonderend kijken. Fier als een gieter zou ik dan zijn.
Helaas, elke vijf passen stilstaan, blééf elke vijf passen stilstaan. Zelfs élke pas bij een erg aantrekkelijk doel (mens, hond, losloopweide)
Een eerste keer lijkt het nog alsof ik iets vergeten ben.
Maar vervolgens draai ik me na die paar meter terug om. Alsof ik me bedacht heb.
Wat verder herhaalt alles zich. Alsof ik maar niet kan beslissen wat ik wil.
Daarom spaar ik deze methode voor de momenten waarop het stilstaan geen effect heeft. Als Doby de spanning niet lost, te hard trekt of teveel na elkaar. Ook omdat we anders eenzelfde stuk driehonderd keer afleggen (ik heb het uitgeprobeerd!), en ik daar net zo krankzinnig van word als het eruitziet.
Langs een drukke baan bestudeer ik de tuintjes en tel de wolken. Alles om niet te merken hoe chauffeurs, fietsers en wandelaars hun hoofden draaien en ons nastaren.
Bij de hondenweide vallen gesprekken stil, wenden hondenbaasjes zich naar ons om, en gapen ons onverholen aan.
Het kan
erger. Stap op deze manier maar eens naar een bekende toe. Een bekende waar ik
een praatje mee wil maken. Waar ook Doby een “praatje” mee wil maken, helemaal
als er een hond naast staat. Halverwege keer ik zomaar terug. Alsof ik die
persoon –koude oorlogsgewijs- persé mijden wil. Onderwijl hoop ik vurig dat ze het
niet zo opvatten, en achter mijn rug weg wandelen.
Voor bij
Doby de boodschap binnenkomt, moet ik vier, vijf keer op mijn stappen terugkeren.
Alsof ik er vanuit ga dat de persoon een zee aan tijd heeft.Als reactie komen sommigen zelf op ons af, hun handen uitgestrekt naar mijn wanhopige trekmeneertje. Stress schiet dan door mijn lijf, omdat het meneertje zo beloond voor ongewenst gedrag. “Nee, nee! Wacht, wacht!”: gil ik dan. Alsof ik vind dat ik die persoon mag commanderen. Als een hond, juist ja. Genant, hoor.
Nog genanter als ik een straat oversteken moet om de persoon te bereiken. Op en af dribbel ik dan. Alsof ik een dringende doodswens heb, en wacht op een voorbijrazende auto.