Ditmaal een
column vol gepieker. Gepieker waarvan het lang geduurd heeft om er ietwat orde
in te scheppen, om een enigszins begrijpelijke tekst op papier te krijgen.
Alles
draait rond één vraag: blijf ik naar de hondenweide gaan?
Na vijf
bezoekjes lijkt het namelijk twijfelachtig of ik mijn doel ermee bereik: Doby’s
uitvalgedrag aan de lijn aanpakken door zijn vertrouwen op te krikken en zijn
begroetingsritueel te verbeteren.
Na een paar
ontmoetingen met bazige bullebakken (het type dat met een beet in de nek “even
laat weten wie de baas is”) is dat uitvalgedrag namelijk in volle hevigheid
terug. Zodra hij een grote hond ziet die met stijve stappen, opgezette borst en
gefixeerde blik naar ons toekomt, springt Doby naar voor, sleurt aan de lijn,
en blaft als een bezetene.
Het begon
ooit na een paar wandelingen met een bezitterige bully, die op niet zo heel erg
sympathieke wijze (uitvallen en achterna jagen) alle balletjes van Doby (ook
degene in mijn schoudertas) en hun gemeenschappelijke vriendje tot zijn
onbenaderbaar bezit verklaarde.
Het
verdween na vele ontmoetingen met speelvriendjes.
En nu is
het dus terug. Mede omdat mijn enthousiasteling zo graag spelen wil, dat hij
omgangsvormen en lichaamstaal negeert.
Daarom leek
het me geen slecht idee ditmaal naar de hondenweide te trekken. Om hem door
ervaren honden een goed voorbeeld te tonen.
Hoe je op
de juiste manier omgaat met dominante viervoeters bijvoorbeeld (de formele
snuffelceremonie overslaan is niet meteen aan te raden). Hoe je wantrouwige soortgenoten
duidelijk maakt geen bedreiging te vormen (lukt niet zo goed met onstuimige
luchtsprongetjes, joviale neusduwtjes, en gezellig dicht komen). Dat bullies en
bullebakken bestaan, maar niet de meerderheid vormen.
Deels lukt
dat prima.
Zo benadert
Doby gespannen honden nu (meestal) op de correcte manier: kalmerende signalen
toepassend door met een boogvormig omwegje naar de ander toe te gaan, met trage
bewegingen behoedzaam voor- en achterkant te besnuffelen, of zich uit te
schudden.
Ook blijft
hij niet meer machteloos stil staan als een andere reu hem berijdt, maar verlost
zichzelf met een assertieve hap in de lucht.
Er zijn echter
ook mindere kanten.
Zo loopt
Doby, ondanks een overvloed aan vriendelijke viervoeters, elke keer een paar
minder leuke ervaringen op. Een bezitterige bullie pikt oorlogszuchtig Doby’s
bal in, een bazige bullebak haalt naar hem uit, een agressieve angsthaas jaagt
hem (en andere) achterna.
Bovendien
heeft Doby zichzelf dan wel benoemd tot ontvangstcomité, maar spelen doet hij
er nauwelijks. Om ter eerst met andere honden apporteren of een trekspelletje spelen
durft hij niet meer, tikkertje spelen in het bijzijn van een derde hond ook
niet.
Het
uitvallen aan de lijn is niet meer te kalmeren (lukte voorheen door hem te
laten zitten), en vindt nu ook plaats bij ontspannen grote honden.
Heel wat
zorgen, vragen en gepieker roept het op.
Geef ik het
meer tijd? Of stop ik voor het uit de hand loopt?
Moet ik
toejuichen dat Doby nu soms met gegrom en gehap in de lucht reageert op een
aanval, in plaats van beduusd te ondergaan of buiten bereik te springen? Of
verzeilt hij zo makkelijk in een gevecht?
Is het
prima dat hij niet meer holderdebolder met onbekende honden apporteert? Of
bewijst het een achteruitgang?
Blijf ik op
de drukste momenten gaan (in de gedachte dat baasjes van minder vriendelijke viervoeters
die tijdstippen zullen mijden)? Of volg ik de raad op van andere hondenbaasjes
en zoek rustigere uren op?
Ik raak er
niet uit.
Wel probeer
ik de raad uit, en ga op een kalm moment. Een ochtend met slechts een paar
honden op de weide. Speelse, verdraagzame, vriendelijke honden. Waarmee Doby
van de eerste tot de laatste seconde vrolijk speelt, uiteindelijk zelfs (met wat aanmoediging van
de baas) een trekspelletje waagt.
Eén vraag
is toch al beantwoord.
Foto: B. De Witte.