Over deze blog

vrijdag 4 oktober 2013

Pieker de pieker.


Ditmaal een column vol gepieker. Gepieker waarvan het lang geduurd heeft om er ietwat orde in te scheppen, om een enigszins begrijpelijke tekst op papier te krijgen.
Alles draait rond één vraag: blijf ik naar de hondenweide gaan?

 Na vijf bezoekjes lijkt het namelijk twijfelachtig of ik mijn doel ermee bereik: Doby’s uitvalgedrag aan de lijn aanpakken door zijn vertrouwen op te krikken en zijn begroetingsritueel te verbeteren.
Na een paar ontmoetingen met bazige bullebakken (het type dat met een beet in de nek “even laat weten wie de baas is”) is dat uitvalgedrag namelijk in volle hevigheid terug. Zodra hij een grote hond ziet die met stijve stappen, opgezette borst en gefixeerde blik naar ons toekomt, springt Doby naar voor, sleurt aan de lijn, en blaft als een bezetene.
Het begon ooit na een paar wandelingen met een bezitterige bully, die op niet zo heel erg sympathieke wijze (uitvallen en achterna jagen) alle balletjes van Doby (ook degene in mijn schoudertas) en hun gemeenschappelijke vriendje tot zijn onbenaderbaar bezit verklaarde.
Het verdween na vele ontmoetingen met speelvriendjes.
En nu is het dus terug. Mede omdat mijn enthousiasteling zo graag spelen wil, dat hij omgangsvormen en lichaamstaal negeert.

 Daarom leek het me geen slecht idee ditmaal naar de hondenweide te trekken. Om hem door ervaren honden een goed voorbeeld te tonen.
Hoe je op de juiste manier omgaat met dominante viervoeters bijvoorbeeld (de formele snuffelceremonie overslaan is niet meteen aan te raden). Hoe je wantrouwige soortgenoten duidelijk maakt geen bedreiging te vormen (lukt niet zo goed met onstuimige luchtsprongetjes, joviale neusduwtjes, en gezellig dicht komen). Dat bullies en bullebakken bestaan, maar niet de meerderheid vormen.

 Deels lukt dat prima.
Zo benadert Doby gespannen honden nu (meestal) op de correcte manier: kalmerende signalen toepassend door met een boogvormig omwegje naar de ander toe te gaan, met trage bewegingen behoedzaam voor- en achterkant te besnuffelen, of zich uit te schudden.
Ook blijft hij niet meer machteloos stil staan als een andere reu hem berijdt, maar verlost zichzelf met een assertieve hap in de lucht.

 Er zijn echter ook mindere kanten.
Zo loopt Doby, ondanks een overvloed aan vriendelijke viervoeters, elke keer een paar minder leuke ervaringen op. Een bezitterige bullie pikt oorlogszuchtig Doby’s bal in, een bazige bullebak haalt naar hem uit, een agressieve angsthaas jaagt hem (en andere) achterna.
Bovendien heeft Doby zichzelf dan wel benoemd tot ontvangstcomité, maar spelen doet hij er nauwelijks. Om ter eerst met andere honden apporteren of een trekspelletje spelen durft hij niet meer, tikkertje spelen in het bijzijn van een derde hond ook niet.
Het uitvallen aan de lijn is niet meer te kalmeren (lukte voorheen door hem te laten zitten), en vindt nu ook plaats bij ontspannen grote honden.

 Heel wat zorgen, vragen en gepieker roept het op.
Geef ik het meer tijd? Of stop ik voor het uit de hand loopt?
Moet ik toejuichen dat Doby nu soms met gegrom en gehap in de lucht reageert op een aanval, in plaats van beduusd te ondergaan of buiten bereik te springen? Of verzeilt hij zo makkelijk in een gevecht?
Is het prima dat hij niet meer holderdebolder met onbekende honden apporteert? Of bewijst het een achteruitgang?
Blijf ik op de drukste momenten gaan (in de gedachte dat baasjes van minder vriendelijke viervoeters die tijdstippen zullen mijden)? Of volg ik de raad op van andere hondenbaasjes en zoek rustigere uren op?
Ik raak er niet uit.

 Wel probeer ik de raad uit, en ga op een kalm moment. Een ochtend met slechts een paar honden op de weide. Speelse, verdraagzame, vriendelijke honden. Waarmee Doby van de eerste tot de laatste seconde vrolijk speelt,  uiteindelijk zelfs (met wat aanmoediging van de baas) een trekspelletje waagt.
Eén vraag is toch al beantwoord.


Foto: B. De Witte.