Ooit hadden
wij een voetballende Jack-Russell naast de deur. Zodra buurman’s tuindeur
openging, vloog een witte schicht naar de dichtstbijzijnde voetbal, gooide zich
ertegenaan en sjeesde de hele tuin door, Bal sturend met kop, borst en pootjes
en onafgebroken speelgrommetjes producerend.
Machtig
vond ik dat.
Graag wou
ik ook zo’n voetbalhond, maar met Caedlih lukte dat niet erg. Haar
retrievergenen (zo geapprecieerd op alle andere vlakken) dwongen haar ertoe alles
in haar mond te proppen. En weinig dat er niet in paste.
Met als
gevolg dat geen van onze voetballen (van die goedkope plastic dingen) ooit een
training overleefde.
Doby daarentegen,
vond als pup een échte voetbal, zo eentje in stevig kunstleder. Die begeven het
niet bij de eerste de beste tand.
En de
combinatie met zijn pupformaat (en bijbehorende mond) leidde er zowaar toe dat borst en pootjes
ingezet werden om Bal te apporteren. Af en toe zelfs met linker- en
rechterpootje afwisselend trapjes gevend: dribbelend als een ware voetballer.
Prachtig
vond ik dat.
Helaas: pupjes
groeien. Zo ook hun mond en poten. Bal kwam niet meer op de juiste hoogte voor
poot- en borstgebruik, en Doby’s retrievergenen werden wakker: ‘Prop in je mond wat je in je mond proppen
kan’.
Zelfs een
speciaal aangeschafte “Running Egg” (voor dit soort spel bedoeld
hondenspeelgoed) bracht geen soelaas.
Geen
ballende hond meer voor mij.
Maar ach,
zo’n overmaatse bal in een hondenmond: het blijft een komisch zicht.
Daarenboven
deren kapotte ballen ons niet meer: dankzij Doby’s speurneus en mijn connecties hebben we altijd een grote voorraad.
En zo ballen
wij al maanden aan een stuk: ik trap ze weg, Doby draagt ze terug. We hebben er
niet minder plezier om.
Dan vindt
Doby nog maar eens een voetbal (het blijft me verbazen hoeveel van die dingen
in beken en hagen terechtkomen). Ik doe wat van me verwacht wordt, en trap Bal zo
ver mogelijk weg (in werkelijkheid niet bepaald een noemenswaardige afstand).
Doby gaat erachteraan, opent zijn laadklep om Bal in de vlucht op te pikken en…
blijft rennen. Achter de bal aan, zijn geopende laadklep ertegen, in één rechte
lijn het brede grasveld over, het wandelpad op (vlak voor de voeten van een
struikelende loper), en recht de beek in.
Na een reddingsactie
blijkt het hier om een keihard opgepompte bal te gaan met een glanzende,
oerdegelijke buitenkant. Het lijkt wel alsof er versterkend gaas in het
kunstleder ingewerkt is.
Hoe verwoed
Doby het ook probeert (stevig Bal met zijn poot vastklemmend en zijn mond zo
wijd mogelijk openend), hoeveel kracht hij er ook opzet (zijn tot op de grond
hangende tong als bewijs), hij krijgt het geval niet in zijn mond. Erger nog:
vaak gaat Bal aan het rollen, met een nog steeds volhardend proberende en zo onbedoeld
Bal voortstuwende Doby erachteraan.
Voor de
derde maal krijg ik hoop. En moedig hem uitbundig aan telkens hij per ongeluk Bal
voortstuwt (ook al is het nog steeds met zijn tanden). Juich telkens hij met zijn
neus Bal een duwtje geeft. En beloon wanneer hij uiteindelijk in mijn buurt
raakt.
Vandaag
gaan we voor de derde keer neusballen. En zie ik hoe Doby nu met opzet Bal met
zijn geopende mond voortstuwt. Hoe hij bijstuurt door links of rechts een
neusduwtje te geven. En hoe hij telkens uiteindelijk (sturen lukt nog niet zo
goed) mijn richting uit komt. Voor extra
spektakelwaarde dit alles op Dobiaans tempo (lees: volle spurt).
Duimen maar
dat hij het leuk blijft vinden.
Alleen niet
zó leuk dat ik, als overbodige wegtrapper, buitengesloten aan de kant sta. Balletjes
trappen blijkt verslavend.

28/06/'13: zege voor de retrievergenen...