Over deze blog

maandag 26 mei 2014

Lentevoordeel.


De lente kent een voordeel. Nou ja, meer dan eentje, natuurlijk. Maar déze viel me pas voor het eerst op. Terwijl ik toch al een heel aantal jaartjes van het natuurwandelen ben. Beetje beschamend toch.
Zag ik het patroon door een toevallige opmerking van Wandelvriendin - dat al dat paringsgedoe zo’n wonderbaarlijk vogelkoor oplevert? Was het toen een kluwen schetterende merelmacho’s langs me heen scheerde, en anderhalve meter verder in het zand hun strijd verder zette?  Of nadat een hazenkoppeltje stoeiend door de weide rende, volkomen blind voor wandelaar én hond pal ernaast?
In elk geval: de afgelopen weken zag ik beduidend meer wilde dieren dan normaal. Hoorde opnieuw vele geluiden. Verzeilde in een bizarre situatie. Dankzij – zo besef ik nu - al die veroveringsrivaliteit, opborrelende verliefdheden en het donzige, eeuwig uitgehongerde gevolg.

Het bedrieglijk warme “Koe-Koek! Koe-Koek!” schalt weer door het bos. Boven akkers voeren kievitpaartjes hun wervelende, zwart-wit blikkerende luchtdansen uit. Een vol, klaaglijk, langgerekt ‘Pioew!’, weerklinkt door de bomen, daarna een kort uitgestoten “Purr-purr-purr-purr-purr!” Op een bosbeekje, amper een paar meter van ons, dobbert een innig stelletje wintertalingen. Zwart-witte scholeksters – met aandoenlijk rode laarsjes en snaveltjes – vliegen boven de velden. Op een omgeploegd akker woelt een kwikstaartje in de zachte aarde.
Eindelijk zie ik nog eens een biddende valk, slechts dertig meter voor ons, overgaan tot die duizelingwekkende, loodrechte, pijlsnelle duik naar beneden. Op boomhoogte zweeft een kiekendief over een open plek, gunt me zo mijn allereerste, lang verwachtte blik. Onbekende vogels - eentje gakkend voorop, de andere piepend erachteraan – vliegen later laag boven ons. Heen en weer, als het ware mijn stille smeekbeden verhorend. Ruwweg de grootte van een gans, wit met brede, bruine band over de borst. Bergeenden, zo leert mijn encyclopedie.
Ik geniet.

Een paar dagen na de bergeenden, geef ik, zoals gewoonlijk, mijn labrador toestemming voor een verkoelende duik. In een borstdiepe, smalle, áltijd doods verlaten beek. Zijn voorpoten raken nog maar het water, of twintig meter verder barst een tumult los. Geklapper, gespetter, gesnater. Verrast kijk ik, vanop het bruggetje, naar de onverwachte badgasten. Verrast kijkt Doby, beneden in het water, naar de onvoorziene zwemgenoten. Vier donkere eenden en één lichtbruine stuiven uiteen. Als een saamhorig, keurig groepje, zwemmen de vier mannetjes weg.
Mevrouw Eend niet. Die stormt de andere kant op. Kwaakt oorverdovend. Peddelt bezeten. Roeit – de vleugels half opgevouwen - furieus met haar ellenbogen. Recht naar Doby. Hé?! Is ze –zoals konijnen - blind voor een stilstaande jager? Vlucht ze van haar aanbidders? Valt ze aan? Doby verroert niet. Mevrouw Eend stormt verder, is bijna bij hem, mindert geen vaart. Doby springt naar haar. Ze vliegt op. Landt anderhalve meter verder op de oever. Stopt. Wendt zich om. Kijkt omlaag naar in de beek gebleven hond. Die beantwoordt haar blik, overweegt – zo leert de ervaring - zijn opties. Geef ik toe aan de verleiding, mijn straf erbij nemend? Of gehoorzaam ik baasjes tergend saaie regels? Hij gooit zich om zijn as, en spettert naar me toe.
Dan gebeurt het.
Mevrouw Eend duikt het water in. Achtervolgt de grote labrador. Zo dicht op zijn hielen, dat ze zou kunnen pikken. Ze kwaakt luidkeels. Peddelt verwoed. Roeit woest. Hé?! Hebben die irritante aanbidders haar geduld getergd? Moet mijn labrador het ontgelden?
De rollen worden gewisseld. De richting ook. De Heren Eend vormen nu een voorhoede. Iets valt me op. Zijn ze niet een beetje klein? Nogal rank? Helemaal zwart? Mijn frank valt. Het zijn halfvolwassen kuikens. Hun moeder voert de gewonde-eend-act op: misleidt de ‘jager’ en leidt hem weg van degenen die écht niet kunnen vliegen. Loopt een beetje fout, niet? Ik roep. Eenmaal. Twee maal. Doby keert zich om, en holt naar me toe.
Moeder Eend ook. Een nieuwe prooi- jager achtervolging ontvouwt zich. Ik geloof mijn ogen niet. Wat bezielt die eend toch? Is ze onervaren? Een beetje overijverig?
Dan draaien de rollen weer om. Dit keer blijft Doby rennen. De kuikens raken ingehaald. Nog vijf meter. Nog drie. Nog twee. Moeder Eend panikeert, roeit met gestrekte vleugels, alsof ze niet kan beslissen of ze zal opvliegen of niet. Mijn stem klinkt boos nu. Doby wendt zich wijselijk om. Moeder Eend… wijselijk niet.
Weer een mooi verhaal rijker.