Dé hondenexperts.
Klinkt als één homogene groep. Een groep waarbinnen vredige overeenstemming
heerst. Toch?
Waarom zou
dat ook niet zo zijn? Tenslotte wonen honden al eeuwenlang bij de mens, en
noemen we hen onze beste vriend. Dan verwacht je dat we ze binnenste buiten kennen.
Toch?
Vreemd
genoeg klopt dat niet. Hoe meer je met hondenmensen praat, op het internet
surft, of de bib induikt, hoe meer je dat beseft. Binnen de hondenwereld wemelt
het van de theorieën, van dominantietheorie tot kalmerende signalen.
Verschillende aanpakken floreren er, van Cesar Millan tot wandelende
koekjesautomaten. Experts verbeteren collega’s naar hartenlust, en vliegen
elkaar in de haren. Verwarrend, hoor.
Neem nu
bijvoorbeeld de hondenweide. Volgens Geert De Bolster een
oord van verderf. Volgens Jean Donaldson dé manier om sociale honden te kweken
en gevechten te voorkomen*.
Bibberend
en bevend probeerde ik het maar uit.
Nu, na een
reeks wekelijkse bezoekjes (steeds op momenten met gemiddeld vijf honden),
schaar ik me achter de pro-groep.
Anderhalf
jaar lang liet ik Doby zo vaak mogelijk met andere honden kennismaken, altijd
in een situatie van één op één. Anderhalf jaar lang bleef hij hopeloos
overenthousiast, al het gegrom, gesnauw en gecorrigeer ten spijt.
Maar nu
mijn enthousiasteling de kunst bij andere viervoeters afkijken kan, gaan zijn
sociale vaardigheden er met sprongen op vooruit. Zo is zijn begroetingsritueel
niet langer onbestaande, en besteedt hij nu aandacht aan de lichaamstaal van de
tegenpartij. Ziet hij dat deze gespannen is, beweegt hij behoedzaam en langzaam.
Daardoor
krijgt mijn manneke steeds minder vaak een grom en een snauw, ook van honden
die voorheen niet van hem wilden weten. Hij speelt weer. Al een paar maal lukte
het hem om zijn anstige-hond-rehabilitatie-missies tot een goed einde te brengen.
En het voornaamste probleem, het uitvallen aan de lijn, is verdwenen. Hiep hiep
hoera!
Blij ben
ik, voor hem en voor mij. Opgelucht ook, en trots.
We hebben
wel veel geluk met “onze” losloopweide. Er is een vijver om te zwemmen, een
grasplein om te ravotten, en een zandbank om te graven.
Dit alles
op een breed rechthoekig terrein, groter dan een voetbalveld. Handig vanwege
eigenwijze balletjes (die graag over omheiningen vliegen), veilig vanwege ruime
vlucht- en ontwijkmogelijkheden.
Niet
onbelangrijk: die ruime vlucht- en ontwijkmogelijkheden, aangezien er altijd
een hond tussen zit die uitvalt. Eng vind ik dat.
Het gaat
nog wanneer het angstige honden betreft, honden die in de lucht happen met
achteruit gehouden oortjes, ineengedoken schouders, ingetrokken achterste en
staart tussen de poten. Zolang ze zich niet in het nauw gedreven voelen, gaat
van hen geen echte dreiging uit. Hun “slachtoffers” beseffen dat prima.
Anders is
het gesteld met bezitterige of onverdraagzame honden, vaak vergezeld door een
eigenaar die hun gedrag perfect sociaal vindt (ook onder de lagere experts, de
hondeneigenaars, is verdeeldheid troef). Fysiek trauma brengen ze gelukkig niet
toe.
Maar hun
gedrag kan wel een gevecht uitlokken, en het veroorzaakt mentale schade. Tenminste,
ik zie toch telkens weer hoe Doby daarna onzeker is, geen trekspelletje meer
aandurft met zijn vriendjes, en zijn balletje laat vallen zodra een andere hond
er maar naar kijkt. Van andere baasjes hoor ik dat mijn schat daarin niet de
enige is.
Op dat vlak
hebben de anti-hondenweide experten gelijk. Helemaal veilig is het niet.
Toch merk
ik dat de positieve effecten doorwegen. Uitvallende honden vormen tenslotte
maar een minderheid, en buiten de hondenweide kom je ze ook tegen. Dan is het
handig als je hond hen tijdig herkent en er op de juiste manier mee omgaat
(vermijden liefst!).
Daarbij
hebben we er ondertussen beide vriendjes gemaakt.
Wij zijn
fan!
*Niet voor
honden die reeds gebeten hebben.
Zie Jean
Donaldson: “Vechten! Een handleiding voor de behandeling van hond-hond
agressie.”