“Ze
zien er mooi uit, hé?” zeg ik tegen mijn moeder, keurend in de winkelspiegel
kijkend. Per toeval vangt de weerspiegeling een blik op. Van de vrouw die naast
ons nieuwe wandelschoenen kiest, schoenen om met haar hond naar het bos te
gaan. Tip top verzorgd is ze; kapsel, make-up, kledij. Zij past een laag,
stoffen, modieus gympje, ik hoge, stevige, lederen bergschoenen. Mijn uitspraak
tovert gruwel en verbijstering op haar gezicht.
Zou daar de uitleg liggen? Waarom
zoveel bos- en veldweggetjes verhard worden?
Ik snap het niet. Natuurlijke paden kennen
zoveel voordelen.
Om te beginnen zijn ze zacht en
verend. Aangenaam stappen, toch?
Daarbij is dat zachte en dat verende
vriendelijk voor gewrichten. Artrose wordt langer op afstand gehouden, voor al
die naarstige lopers toch geen slecht idee? En voor wie reeds artroselijder is,
betekent het minder pijn, zowel tijdens als achteraf.
Bovendien zijn die weggetjes
oneffen. Dat komt een uitgebalanceerde ontwikkeling van de voet- en
enkelspieren ten goede. Zo ook het evenwichtsgevoel en de zenuwgeleiding van
voet- en beenprikkels naar de hersenen. Jongeren bezorgt dat een lagere kans op
blessures. Bejaarden een verbetering en stabilisering van ouderdomsverlamming
en evenwichtsverlies.
Wie kan het daarenboven geen mooi
zicht vinden? Dat natuurlijke bruin, in vele schakeringen, zo mooi harmoniërend
met bomen en struiken? Dat levende pad met zijn kronkelende boorden van gras, onkruid
en bloemen? Die gedroogde, ritselende bladeren waarin men zo heerlijk struinen
kan, en die met hun warme tinten alles opvrolijken.
Dat deze weggetjes hier en daar wat
modderig zijn, door lang, nat gras bedekt, of deels versperd door plassen,
weegt daar toch absoluut niet tegenop?
Toch doet het dat blijkbaar. Met
lede ogen zie ik aan hoe steeds meer paden verminkt raken.
In het beste geval met steenpuin,
gecamoufleerd door een miezerig laagje zand. Hard stappen is dat. Met
venijnige, puntige steenbrokken die erbovenuit piepen, en bladeren die elk
najaar ijverig weggehaald worden.
In een minder gunstig scenario met
grind. Nog harder stappen is dat. Met steentjes die hardnekkig meeliften in de
ribbels van schoenzolen, soms in een aangenaam gele tint, maar vaker grafkelder
grijs.
In het slechtste geval met stroken
beton of asfalt. Keihard stappen is dat. Op doodse, strakke, grauwe, eentonige
littekens in het landschap. Met bladeren die een vies papje worden.
Mijns inziens op vraag van mensen
die op hun zondagse tripje paasbest uitgedost zijn. In kledij die niet vuil mag
worden. In hippe, lange, wijde broeken die gulzig de dauw opzuigen. Op schoenen
die niet waterdicht of stabiel zijn. Soms zelfs op stilettohakken, een spoor
van kleine rondjes achterlatend. In het bos even ontheemd als een hondenmens op
restaurant, in volwaardig wandeltenue. Maar wel een meerderheid.
Toch kan dat niet de enige uitleg
zijn. Ook mensen in gepaste, maar helaas niet de meest aantrekkelijke outfits,
klagen wel eens.
Mijn
moeder bijvoorbeeld, weigert me op bepaalde wandelingen te vergezellen. Frederik,
een hondenvriend, evenzo.
Labradors passen daarom uitstekend
bij me. Die draaien hun poot niet om voor een beetje slijk en een spatje water.
Waar ik er nog zoveel mogelijk rond loop, banjerde Caedlih er dwars door. Op
plassen sjeesde ze in volle vaart af, stoof er spetterend en water happend doorheen,
gooide zich op het eind ervan om haar as, en herhaalde dit alles nog tweemaal.
Onfeilbaar bracht het me aan het lachen.
Giechelend keek ik afgelopen week ook
naar Doby. Die stak op dat moment een stuk weide over. Een onvermijdbaar
onderdeel van ons uitje, én een plek waar de koeien tweemaal daags langs
sjokken. Modderig is licht uitgedrukt. Heel licht uitgedrukt.
Hij
trippelt erdoorheen, als een nuffige poes zijn pootjes hoog optrekkend, als een
hete-kolen-loper snel huppelend. Trappelend staat hij vervolgens te wachten tot
het poortje, zijn enige uitweg door ondoordringbare schapendraad, voor hem geopend
wordt.
De enige uitzondering binnen het
labradorras bij een afwijking in de mensheid. Arme hond!